Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij [51]keren zich, [maar] niet [tot] den Allerhoogste, zij zijn als een [52]bedrieglijke boog; hun [53]vorsten vallen door het zwaard; vanwege de [54]gramschap hunner tong; dat is hunlieder [55]bespotting in [56]Egypteland. 51. Zij lopen vast overal, hier en daar, maar tot mij, bij wien hun heil te zoeken is, komen zij niet; vergelijk onder hfdst.11 vs.7. Of, zij tonen somtijds een schijn van bekering, maar zij bekeren zich niet inderdaad; vergelijk boven hfdst.6 vs.4, met de aantekening. Anders: eenvoudig aldus: Zij bekeren zich niet tot den Allerhoogste. 52. Hebreeuws, boog des bedrogs; zie Ps.78:57 met de aantekening. De zin is: Daar zij zich tot mij behoorden te bekeren, gaan zij geheel andere wegen; daarom varen zij ook, gelijk volgt. 53. Zie boven vs.7. 54. Dat is, omdat zij mijne profeten, en vervolgens mijzelf, met bitterheid en toornigheid bejegenen; vergelijk Ps.73:9, of, omdat zij elkander schelden, bitter en scherp toespreken, zo spant samen de een tegen den ander, en brengen zij elkander om hals, gelijk boven vs.7. 55. Dat is, de oorzaak hunner bespotting. 56. Waar zij hulp zoeken en groot vertrouwen menen te hebben.